Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen en witte vlokken schuim uiteenslaan op de kruinen, wanneer de norse vloed beukt aan het zwart basalt en over dijk en duin de grijze nevel valt wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn en natte westenwinden gieren van venijn, dan vecht mijn land...Mijn vlakke land...
De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining, De Zee, waarin mijn Ziel zich-zelf weerspiegeld ziet; De Zee is als mijn Ziel, in wezen en verschijning, Zij is een levend Schoon en kent zichzelve niet.